Nederland heeft sinds 1 januari 2022 een nieuwe inburgeringswet. In deze wet is – in tegenstelling tot de vorige inburgeringswet – een belangrijke rol weggelegd voor de gemeente, die statushouders en gezinsmigranten ondersteunt en begeleidt naar een passende leerroute. Gemeenten hebben het afgelopen jaar grote stappen gemaakt. Toch wordt de uitvoering van inburgering maar ten dele gerealiseerd. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitor Gemeentelijk beleid arbeidstoeleiding en inburgering statushouders en gezinsmigranten van KIS in samenwerking met Divosa. 59% van de gemeenten deed aan dit onderzoek mee, dat nu voor het achtste jaar op rij uitkomt.
De Wet inburgering 2021 heeft drie belangrijke pijlers:
- Inburgeraars kunnen snel starten met inburgeren.
- Inburgeraars kunnen een inburgeringstraject op maat volgen.
- Het leren van de taal gaat hand in hand met participatie, bijvoorbeeld via een stage, opleiding of werkervaringsplaats.
Struikelblokken hierin zijn onder andere het gebrek aan randvoorwaarden zoals kinderopvang, passende lestijden en reiskostenvergoeding. Daarnaast zijn er uitdagingen bij het combineren van taalles en participatie, en bij het maken van een snelle start met de inburgering. Tot slot lopen gemeenten bij het financieel ontzorgen van statushouders en het bereiken van gezinsmigranten tegen bepaalde zaken aan. In dit artikel staan we stil bij deze uitdagingen. Op basis van het onderzoek doen we een aantal aanbevelingen voor gemeenten, maar ook voor de Rijksoverheid, het COA en het IND.