De mate waarin kinderen en jongeren met een migratieachtergrond gebruik maken van jeugd-ggz verschilt sterk naar etnische achtergrond. Ook in vergelijking met jeugdigen met een Nederlandse achtergrond zijn de verschillen groot. De verklaring voor deze verschillen ligt deels bij de jeugdigen en hun ouders zelf, deels bij de voorzieningen en professionals. KIS onderzocht in hoeverre huisartsen, jeugdartsen en wijkteamprofessionals in de toeleiding naar jeugd-ggz worden beïnvloed door de etnische achtergrond van hun cliënten.
In het bijzonder onderzochten we de probleemherkenning en beslissingen over verwijzing en screening door deze professionals bij jeugdigen met psychische problematiek. In hoeverre worden professionals hierin beïnvloed door de etnische achtergrond van hun cliënt? We gebruikten een unieke methode, vignettenonderzoek, om dit in beeld te brengen. Hierbij maakt de professional een beslissing over een hypothetische cliënt, gebaseerd op een kaartje (vignet) met patiëntinformatie.
De verschillen in gebruik van de jeugd-ggz naar etnische achtergrond hangen slechts deels samen met verschillen in de toeleiding naar deze voorziening, zo blijkt. De verschillen in toeleiding die er zijn lijken vooral te verklaren uit de beeldvorming bij hulpverleners over de problematiek van jeugdigen met een migratieachtergrond. Er zijn verschillen naar etniciteit, maar de toeleiding naar de jeugd-ggz speelt waarschijnlijk een kleinere rol in de verklaring van verschillen in het gebruik van jeugd-ggz dan we dachten. Hierbij plaatsen we de kanttekening dat vignettenonderzoek het contact tussen hulpverlener en cliënt slechts gedeeltelijk kan representeren. We presenteren de bevindingen daarom met enige voorzichtigheid.