De verschillen in etnische achtergrond zijn de laatste decennia in Nederland fors toegenomen. Onder allochtone Nederlanders bevinden zich ook mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap. Inzicht in hun situatie is nauwelijks aanwezig. Vandaar deze studie ten behoeve van de Interdepartementale Stuurgroep Gehandicaptenbeleid. Ze brengt bestaande onderzoeksbevindingen in kaart, signaleert lacunes en formuleert suggesties voor ontwikkelingsactiviteiten en verder onderzoek. Hoeveel gehandicapte allochtonen zijn er in Nederland? Maken ze gebruik van voorzieningen op het terrein van zorg, onderwijs en arbeid? Hoe denken ze over gehandicapt zijn en gehandicaptenvoorzieningen? Hoe gaan die voorzieningen zelf om met de culturele achtergrond van hun cliënten? Dat zijn de vragen, waarop de studie zich richtte.
We weten maar weinig van de situatie van allochtonen met een handicap. Dat weinige wordt in deze studie gepresenteerd, bijvoorbeeld het gegeven dat de gezondheidstoestand van Turken relatief slecht is. Cliënten worden niet op basis van hun etniciteit geregistreerd en dat gemis doet zich gevoelen. In de hulpverlening vormen communicatieproblemen een knelpunt. Er zijn verschillen in de onderlinge verwachtingen tussen cliënt en hulpverlener en dat kan wel eens botsen. Daarom beveelt de studie aan onderzoek te doen naar praktijkvoorbeelden, waarin sprake is van een goede aansluiting van het hulpaanbod op de hulpvraag van allochtonen. Terwijl in Nederland patiëntengroepen en belangenorganisaties een steeds belangrijker functie krijgen, blijken allochtonen hierbinnen nauwelijks mee te doen. Daarom wordt in de studie aanbevolen om te starten met ontwikkelingsprojecten, die op participatiebevordering gericht zijn.