Verkrachting, aanranding, incest en seksueel misbruik binnen hulpverleningsrelaties vormen een ernstig maatschappelijk probleem. De laatste jaren is duidelijk geworden dat seksueel misbruik overal voor kan komen. Na jarenlange discussies werd in 1991 de wet Zware Zedenmisdrijven, die op deze misdrijven betrekking heeft, aangescherpt.
Doel van deze wetswijziging was een betere bescherming te bieden aan slachtoffers, met name aan kwetsbare groepen, op voorwaarde dat de seksuele wilsvrijheid van burgers niet al te zeer wordt beperkt. Bij het aannemen van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is door de Minister van Justitie toegezegd dat het functioneren van de nieuwe wet na enige tijd geëvalueerd zou worden.
Deze evaluatie is in 1994 door het Verwey-Jonker Instituut verricht. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende methoden: secundaire analyse van slachtoffer-enquêtes, politiële statistiek, justitiële statistiek, registraties van hulpverleningsinstellingen, inhoudsanalyse van jurisprudentie en annotaties, interviews met personen die in de praktijk met zedenzaken te maken hebben, een tweetal enquêtes onder respectievelijk ‘actoren in de strafrechtketen’ en ‘maatschappelijke actoren’ en een aantal bijeenkomsten met expertcommissies van ‘actoren in de strafrechtketen’ en ‘relevante maatschappelijke actoren’. Het resultaat is dat de nieuwe wet inderdaad een betere bescherming aan slachtoffers biedt dan de oude. Tegelijk wordt geconstateerd dat deze bescherming nog niet voldoende is. De oorzaak hiervan is niet in de eerste plaats gelegen in de wet zelf, maar in het tekortschieten van de uitvoeringspraktijk.
Belangrijke factoren hierbij zijn:
- Onbekendheid met de inhoud van de gewijzigde wet.
- Verlies van expertise met betrekking tot zedenzaken bij de politie ten gevolge van despecialisatie.
- Het bestaan van een kloof tussen de hulpverlening en het justitiële circuit.
Daarom wordt onder meer aanbevolen:
- Een gerichte voorlichtingscampagne,
- Behoud, c.q. herstel van de zedenpolitie.
- Beleid gericht op bevordering van de onderlinge afstemming en samenwerking tussen hulpverlening, politie en justitie.