Twaalf gemeenten en hun sociale basis 

Walt valt er van hen te leren?
Actualiteiten overzichtGepubliceerd op: 06-12-2022
Artikel
De sociale basis: wat is het precies en waarom verwacht iedereen er zoveel van? Aangemoedigd door staatssecretaris Van Ooijen van VWS worden verspreid over het land initiatieven opgestart om de sociale basis in buurt, wijk of dorp te versterken. Het Verwey-Jonker Instituut volgde twaalf gemeenten bij hun beleidsontwikkeling en de effectmetingen. 

De sociale basis blijkt een diffuus begrip, dat bij velen een beeld oproept, maar waar geen gedeelde definitie van bestaat. Hier ter illustratie twee gemeentelijke definities: 

  • ‘Wij verstaan onder de sociale basis: de (informele en formele) contacten tussen mensen, netwerken en organisaties in de [lokale] samenleving. Het gaat om wat mensen samendoen, om het deel van de samenleving waar mensen met elkaar de gemeenschap vormen.’ 
  • ‘Met sociale basis bedoelen we het geheel van informele netwerken, burgeractiviteiten en betekenisvolle relaties tussen burgers onderling en tussen burgers, professionals en overheid.’ 

Afhankelijk van wie je spreekt bestrijkt het dus alles van het persoonlijke (steunende) netwerk van mensen, tot en met de inzet van (welzijns)professionals. Rode draden zijn in ieder geval dat de sociale basis draait om ontmoeting, steun, iets betekenen voor elkaar, meedoen, en alle (niet geïndiceerde) inzet die daar aan bijdraagt.  

Vier onderzoeksvragen 

In opdracht van het Netwerk Directeuren Sociaal Domein (NDSD), het ministerie van VWS en Sociaal Werk werkt! en met een financiële bijdrage vanuit twaalf gemeenten[1] onderzocht het Verwey-Jonker Instituut hoe gemeenten ‘hun’ sociale basis beleidsmatig vormgeven. De volgende vier onderzoeksvragen stonden centraal: 

  1. Welke maatschappelijke doelen formuleren gemeenten op het terrein van de sociale basis?  
  2. Wat zijn de onderliggende beleidstheorieën die gemeenten en welzijnsorganisaties hanteren in de sociale basis?  
  3. Hoe werken gemeenten en welzijnsorganisaties (samen) aan (of in) de sociale basis?  
  4. Op welke wijze verzamelen gemeenten en welzijnsorganisaties informatie over (wat werkt in) de sociale basis en op welke wijze leren ze daarvan?  

Rode draden zijn in ieder geval dat de sociale basis draait om ontmoeting, steun, iets betekenen voor elkaar, meedoen, en alle (niet geïndiceerde) inzet die daar aan bijdraagt.  

Risico op wensdenken

Uit ons onderzoek blijkt dat de beleidsmatige verwachtingen van de sociale basis weliswaar hoog zijn, maar dat de onderbouwing van deze verwachtingen, de beleidstheorie, weinig concreet uitgewerkt is in stukken. Wij bedoelen hiermee dat niet (expliciet) wordt onderbouwd waarom het aannemelijk is dat A doen tot B leidt. Een aanname die wel geregeld terugkomt in de beleidsstukken is (kort door de bocht gesteld) dat zorgen voor een collectief aanbod in de wijken ook leidt tot meer gebruik hiervan, wat de behoefte aan (meer specialistische en/of individuele) hulp doet verminderen. 

Er worden weinig expliciete verwijzingen gedaan naar kennis of inzichten uit praktijk en/of wetenschap om de veronderstellingen te onderbouwen. Hierdoor kunnen de redeneringen het karakter krijgen van wensdenken. Maar hoe erg is dit? Ook in andere beleidsdomeinen wordt niet altijd om ‘bewijs’ gevraagd wat iets oplevert. Denk aan het ruimtelijke/fysieke domein.   

Dubbel kwetsbaar

Echter, de beperkt uitgewerkte onderbouwing in beleidsstukken over de sociale basis zorgt voor twee problemen: Het maakt de sociale basis kwetsbaar voor bezuinigingen. Schaarse middelen kun je immers maar één keer uitgeven, en moet je die dan uitgeven aan iets waarvan beperkt bewijs is dat het financieel rendeert?  

Verder komen we in meerdere beleidstukken de veronderstelling tegen dat ‘meer problemen opgelost kunnen worden in de sociale basis’. Aangevuld door de aanname dat (zorg)kosten elders zullen dalen. Soms gevolgd door het voornemen om deze beoogde besparingen alvast in te boeken. Dus dat er alvast een bezuiniging wordt ingeboekt op een ander domein, voordat de veronderstelde baten binnen zijn van ‘meer opvangen in de sociale basis’. Beiden zijn onwenselijk, zie verderop. 

Meerdere oorzaken

Een van de oorzaken hiervan is het begrip zelf. ‘Sociale basis’ is een containerbegrip waar verschillende mensen zoals gezegd verschillende dingen onder verstaan. Doordat het begrip vaag is, is het lastig concreet te maken wat je met de inzet in de sociale basis echt wil bereiken, en welke randvoorwaarden hiervoor nodig zijn. Dit is overigens een probleem dat bij alle containerbegrippen speelt, denk aan ‘eigen kracht’, ‘samenredzaamheid’ en ‘normaliseren’.  

Het proberen te komen tot één universele definitie is echter niet de oplossing. De sociale basis is bij uitstek een veld dat dynamisch is en lokaal ‘geladen’ moet worden met context. Hoe de sociale basis er uit ziet in een dorp in Groningen, is anders dan de sociale basis in het Haagse Moerwijk. De sociale basis in Oss is anders dan die in Haarlem. Enzovoorts.  

Ook een onderzoek laten uitvoeren naar de sociale basis in jouw gemeente? Neem dan contact met ons via het contactformulier.

Preventieparadox

Ten tweede het feit dat de meerwaarde van een sterke sociale basis vooral preventief van aard is. Kort door de bocht gesteld: wat je voorkomt kun je niet meten. Dus waar beleidsmakers, onderzoekers of (welzijns)organisaties zoeken naar harde bewijzen van de financiële meerwaarde van de sociale basis, treedt deze preventieparadox op.  

‘Sociale basis’ is een containerbegrip waar verschillende mensen zoals gezegd verschillende dingen onder verstaan.

We zien dan ook in ons onderzoek dat gemeenten en de (welzijns)organisaties weliswaar uitgekeken zijn op alleen het meten van outputs, maar vaak nog zoekende zijn naar hoe dan wél betekenisvol te monitoren en leren met elkaar. We geven meerdere adviezen om deze problemen te verkleinen. 

Verzand niet in definitiediscussie

Allereerst de oproep aan gemeenten en hun (welzijns)partners om lokaal met elkaar het expliciete gesprek te voeren over de sociale basis. Wij hebben hier een gespreksmodel voor ontwikkeld dat de verschillende sferen van de sociale basis laat zien. Wij onderscheiden de 1) persoonlijke, 2) gemeenschappelijke en 3) institutionele sociale basis. Zie het figuur en de toelichting. 

Het biedt een overzicht van de belanghebbenden die hier een rol in (kunnen) spelen. Ga dus met elkaar in gesprek over welke partijen welke rol hebben in ‘jouw’ sociale basis. Over welke sfeer heb je het met elkaar? Wat verwacht je dat daar gebeurt? En waarom? Wat ligt binnen jouw sfeer van invloed en wat niet of minder?  

Sterkere beleidstheorie

Het expliciete gesprek over ‘waar hebben we het over in de sociale basis’ is een helpende voorwaarde voor het volgend advies: zoek minder naar ‘bewijs’ achteraf, en schenk meer aandacht aan de onderbouwing vooraf. Met andere woorden: een sterkere beleidstheorie, zowel voor beleid als voor interventies. Bijvoorbeeld door het meer benutten van kennis die er al is. Uit het onderzoek bleek dat veel beleidsmedewerkers de vindbaarheid en bruikbaarheid van literatuur die de veronderstelde werking van een sterke sociale basis onderbouwt, onvoldoende vinden.  

Dus waar beleidsmakers, onderzoekers of (welzijns)organisaties zoeken naar harde bewijzen van de financiële meerwaarde van de sociale basis, treedt deze preventieparadox op.  

Maar deze onderbouwing voor veel van de veronderstellingen onder de sterke sociale basis is er wel degelijk. Aan het verbeteren van de vindbaarheid van deze inzichten wordt gewerkt. Binnenkort publiceert Movisie bijvoorbeeld een ‘Wat werkt dossier’ voor samenlevingsopbouw. Ook verschijnt binnenkort het onderzoek ‘Cijfers en de sociale basis’ [2], waar het Verwey-Jonker Instituut bij betrokken is geweest. Hier onderzochten de onderzoekers de mogelijkheden tot het kwantificeren en in geld uitdrukken van (investeringen in) de sociale basis, en de vraag in hoeverre dit eigenlijk wenselijk is.  

Daarnaast zagen wij goede voorbeelden waar (welzijns)organisaties veel investeren in het methodisch werken. Methodisch werken met goed onderbouwde interventies en werkwijzen is een mooie aanvulling op, of deels een vervanging van, het willen monitoren van resultaten achteraf. Een voorbeeld hiervan is de Asset Based Community Development-methode.   

Wij stellen ook dat het niet altijd nodig is om te kunnen bewijzen dat een aanpak financieel rendeert. Dat stimuleert dat partijen alleen maar ‘financieel bewijsbare’ activiteiten gaan uitvoeren. Dit kan leiden tot verschraling van het aanbod in de sociale basis. En dat zou zonde zijn in een veld dat juist hoort te draaien om de intrinsieke waarde van meedoen, ontmoeten, en iets betekenen voor elkaar.  

Balans tussen idealisme en realisme

Het is belangrijk de intrinsieke waarde van sociale basis als uitgangspunt te nemen. Dus dat (het investeren in) vrijwilligerswerk, sociale cohesie, ontmoeting, meedoen een waardevol doel op zich is. En zie het niet alleen als iets in relatie tot zorg en problematieken.  

Als actieve bewoners, vrijwilligers en betaalde krachten in de sociale basis ervaren dat zij instrumenteel worden gebruikt als verkapte bezuiniging kunnen zij gedemotiveerd en cynisch worden. Een vrijwilliger wil zich immers inzetten voor een ander (en ook voor zichzelf!). De vrijwilliger wil zich niet inzetten zodat de overheid ergens anders minder geld aan kwijt is. Een actieve bewoner die iets organiseert, doet dit vanuit intrinsieke motivatie. Niet als beleidsinstrument.   

Voor een sterke sociale basis zijn continuïteit, en diepte-investeringen in tijd en middelen nodig.

Geen woningen toveren

Wees bij het formuleren van beleid bewust van het feit dat structurele problemen, bijvoorbeeld de woningcrisis, ontbrekende bestaanszekerheid, armoede, et cetera, niet ‘op te lossen’ zijn in de sociale basis. Zoals een medewerker van een welzijnsorganisatie vertelde: ‘Ik kan geen woningen voor de mensen toveren’.  

De sociale basis kan de effecten van deze problemen zeker wat verzachten voor mensen. Door ontmoeting, meedoen, een positievere sociale rol krijgen, lotgenotencontact, enzovoorts. Maar je kan stellen dat zo lang deze structurele problemen niet voldoende geadresseerd worden waar ze thuishoren, de sociale basis een spreekwoordelijk doekje voor het bloeden is.  

Gespreksmodel sociale basis: ‘Waar hebben we het vandaag over?’ 

gespreksmodel sociale basis

De sociale basis bestaat uit verschillende overlappende sferen, met poreuze grenzen. Het grijze gebied tussen de sferen is groot. De mate van invloed die de (lokale) overheid heeft op de verschillende actoren wisselt sterk tussen de sferen (en soms ook binnen de sferen). 

Persoonlijke sociale basis:

De inwoner en diens eigen netwerk. Idealiter is dit een steunend netwerk. Inwoners kunnen een (hulp)vraag hebben, maar ook ideeën/initiatieven. Soms word je als inwoner mantelzorger voor een naaste. Dit overkomt je en doe je op basis van jouw persoonlijke relatie met diegene. De overheid kan ideeën faciliteren, met middelen, ruimte of kennis. Maar ook kan (via beleid) ingezet worden op versterken van het sociale netwerk. 

Gemeenschappelijke sociale basis:

Inwoners maken deel uit van gemeenschappen (levensbeschouwelijk of anderszins). Inwoners worden lid van formele netwerken zoals verenigingen en clubs, en nemen deel aan informele verbanden (zonder formele status). Inwoners zetten zich zowel incidenteel als structureel vrijwillig in, zowel via georganiseerd vrijwilligerswerk als ongeorganiseerd. Vaak gebruiken deze verbanden ruimtes om samen te komen. De overheid kan dit stimuleren (door waardering en bewustzijn) en faciliteren (met middelen, ruimte of kennis). 

Institutionele sociale basis:

De actieve inwoners maken gebruik van accommodaties zoals buurthuizen en bibliotheken om samen te komen. De institutionele sociale basis bestaat verder uit collectieve, vrij toegankelijke voorzieningen, vrijwilligerssteunpunten, mantelzorg-ondersteuning, et cetera, en uit betaalde krachten: sociaal werkers zoals opbouwwerkers, jeugd- en jongerenwerk. De (lokale) overheid heeft wisselende invloed op deze betaalde krachten en accommodaties.  

Dit gespreksmodel is ontwikkeld in samenwerking met  Jochum Deuten.

Continuïteit

Voor een sterke sociale basis zijn continuïteit, en diepte-investeringen in tijd en middelen nodig. De kosten gaan immers voor de baten uit. En de maatschappelijke effecten die je wil zien in de sociale basis zijn vaak van de lange termijn. Denk aan het inclusiever maken van de samenleving, versterken van sociale cohesie, mensen meer laten omzien naar elkaar, enzovoorts. 

Continuïteit is nodig op verschillende niveaus: in beleid (over kabinets- en collegeperioden heen), in contracten (tussen overheden en organisaties), en tot slot in relaties tussen professionals onderling en tussen inwoners. Deze continuïteit dient gepaard te gaan met samen leren in partnerschap.  

Durf te leren

Voor een echt lerend systeem is er voortdurende en vanzelfsprekende uitwisseling nodig met professionals en inwoners, van het opstellen van beleid tot het interpreteren van cijfers, tot evalueren van nieuwe aanpakken. Leren is dus een gezamenlijk, cyclisch proces, waarin vertrouwen een grote rol speelt. Werken met een beperkt aantal partijen als strategische partner is daarbij vaak een randvoorwaarde (maar geen garantie).  

Hier hoort tot slot ook bij het durven leren van fouten. Zowel fouten binnen de eigen organisatie, als van ‘de ander’. Dit vraagt een cultuuromslag binnen organisaties, en ook van de politiek. Dit lijkt een open deur, maar het gebeurt nog steeds veel te weinig. Hoogste tijd om hier verandering in aan te brengen.  

Dit artikel verscheen eerder in Sociaal Bestek, tijdschrift voor werk, inkomen en zorg.

Foto header: Soraya Ebrahimi

Andrew Britt

Contact
Sociaal domein 2022

Leren, sturen en verantwoorden in de sociale basis

  • Andrew Britt,
  • Maarten Kwakernaak,
  • Freek de Meere,
  • Leyla Reches,
  • Ines Schell-Kiehl,
  • Nienke de Wit,
  • Peter Rensen (Movisie),
  • Radboud Engbersen,
  • Onno de Zwart,
  • Marije Voorwinden
ISBN 978-94-6409-181-6Download deze publicatie
Deel dit nieuwsbericht op: